”ECHO”
OECUMENISCHE ZANGGROEP
HEERHUGOWAARD
Nederlandse vertaling
van Carols 2025: ![]()
Zither Carol
|
Adam lay ybounden, Bounden in a bond; Fourthousand winter Thought he not too long. And all was for an apple, An apple that he took, As clerkes finden Written in their book. Ne had the apple taken been, The apple taken been, Ne had never our lady Abeen heaven équeen. Blessed be the time That apple taken was, Therefore we moun singen Deo gracias,
deo gracias. |
Adam lag daar
gebonden, Gebonden aan
een schuld; Vierduizend
winters Vond hij niet
te lang. En dat alles
om een appel, Een appel die
hij nam, Zoals
geleerden vinden Geschreven in
hun boek. Als de appel
niet genomen was, De appel
genomen was, Zou onze vrouwe
(Maria) nooit Koningin van
de hemel geweest zijn. Gezegend is
de tijd dat Die appel
genomen werd, Daarom mogen
we nu zingen Dank aan God,
dank aan God. |
Dit Middelengelse danklied
is gebaseerd op het idee van de "Felix Culpa" (gelukkige schuld)
die genoemd wordt in de
Rooms Katholieke mis voor Goede Vrijdag. Als Adam niet uit genade
gevallen was, zou het
menselijke ras niet bevlekt zijn met de erfzonde en zou Jezus niet
gekomen zijn om de wereld te
bevrijden. Door Adam's zonde zou de mensheid tot een beter
|
Ding dong! Merrily on high in heav’n the bells are ringing Ding dong! Verily the sky is riv’n with angel singing Gloria, Hosanna in excelsis! Gloria, Hosanna in excelsis! E’en so here below, below, let steeple bells be swungen, And io,io,io, by priest and people sungen. Gloria, Hosanna in excelsis! Gloria, Hosanna in excelsis! Pray you, dutifully prime your matin chime, ye ringers May you beautifully rime your evetime song, ye singers Gloria,
Hosanna in excelsis |
Ding dong! De bellen rinkelen vrolijk daarboven in de hemel Ding dong! De lucht is opengespleten door zingende engelen Gloria, Hosanna in excelcis! Gloria, Hosanna in excelcis! Laat ook hier beneden de torenklokken zwaaien, En io, io, io, door priester en volk gezongen worden. Gloria, Hosanna in excelcis! Gloria, Hosanna in excelcis! Bereid uw ochtendgebeier alstublieft plichtsgetrouw voor, gij klokkeluiders Moge gij uw avondlied prachtig laten rijmen, gij zangers Gloria,
Hosanna in excelcis! |
|
Gloria! Gabriel’s Message Gloria The angel Gabriel from heaven came, His wings as drifted snow, his eyes as flame; 'All hail,' said he, 'thou lowly maiden Mary, Most highly favour'd lady,' Gloria! 'For known a blessed Mother thou shalt be, All generations laud and honour thee, Thy Son shall be Emmanuel, by seers foretold. Most highly favour'd lady,' Gloria! Then gentle Mary meekly bowed her head, 'To me be as it pleaseth God,' she said, 'My soul shall laud and magnify His Holy Name.' Most highly favour'd lady, Gloria! Of her, Emmanuel, the Christ, was born In Bethlehem, all on a Christmas morn, And Christian folk throughout the world will ever say: 'Most highly favour'd lady,' Gloria! |
Gabriëls
Boodschap Gloria De
engel Gabriël kwam van de hemel, Zijn
vleugels als opgestoven sneeuw, zijn ogen als vlammen; "Wees
gegroet", zei hij, "gij nederige maagd Maria, Meest
bevoorrechte vrouw", Gloria! “Want
als gezegende moeder zult ge bekend staan, Alle
generaties loven en eren u, Uw
zoon zal Immanuël zijn, zoals door
profeten voorspeld. Meest
bevoorrechte vrouw", Gloria! Toen
boog de vriendelijke Maria nederig haar hoofd, "Mij
geschiede zoals het God behaagt", zei zij, "Mijn
ziel zal zijn heilige Naam loven en verheerlijken". Meest
bevoorrechte vrouw. Gloria! Uit
haar werd Immanuël, de Christus, geboren In
Bethlehem, al op een Kerstmorgen, En
Christenmensen op de hele wereld zullen altijd zeggen: "Meest
bevoorrechte vrouw, Gloria!" |
|
God rest you
merry, gentlemen, The shepherds
at those tidings Rejoiced much
in mind, And left their
flocks a-feeding, In tempest,
storm and wind, And went to
Bethlehem straightway This blessed
babe to find: But when to
Bethlehem they came, Whereat the
infant lay, They found him
in a manger, Where oxen feed
on hay; His mother Mary
kneeling, Unto the Lord
did pray: O tidings of
comfort and joy, Now to the Lord
sing praises, All you within
this place, And with true
love and brotherhood Each other now
embrace; This holy tide
of Christmas All others doth
deface: O tidings of
comfort and joy, |
God laat u blij zijn, heren, laat niets u ontmoedigen, want Jezus Christus onze Redder werd op deze dag geboren, om ons van Satans macht te redden als wij afdwaalden: O boodschap van troost en vreugde, Troost en vreugde, O boodschap van troost en vreugde! Van God onze hemelse Vader kwam een gezegende engel, en tegen zekere herders brachten zij er een boodschap over, hoe in Bethlehem geboren werd de Zoon van God genaamd: O boodschap van troost en vreugde, Om die boodschap waren de herders innerlijk zeer verheugd, en lieten hun kuddes grazen, in noodweer, storm en wind, en gingen onmiddellijk naar Bethlehem om deze gezegende baby te vinden: O boodschap van troost en vreugde, Maar toen ze in Bethlehem kwamen, waar het kind lag, vonden ze hem in een voerbak, waar ossen hooi uit eten; Zijn knielende moeder Maria, bad tot God: O boodschap van troost en vreugde, Zingt nu lofliederen voor de Heer, U allen in deze ruimte, en met echte liefde en vriendschap, omhels elkaar; Deze heilige Kersttijd overschaduwt alle andere: O boodschap van troost en vreugde, |
|
Hark! The
herald angels sing, Refrain Hark! the herald angels sing, Christ, by highest heav’n adored; Refrain Hail the heav’nborn Prince of Peace! Refrain |
Hoor! De engelenbodes zingen, "Eer aan de pasgeboren Koning; Vrede op aarde en milde genade, God en zondaars verzoend!" Al gij naties, sta vreugdevol op, Voeg u bij de triomf van de hemelen; Verklaar met de engelenschaar, "Christus is geboren in Bethlehem!" Refrein Hoor! De engelenbodes zingen, "Glorie aan de pasgeboren Koning!" Christus, door de hoogste hemel aanbeden; Christus de eeuwigdurende Heer; Laat in de tijd, zie hem komen, Nakomeling uit de schoot van een maagd. Zie de in vlees verhulde Goddelijkheid; Begroet de vleesgeworden Godheid, Die verkoos om als mens onder mensen te
wonen, Jezus onze Immanuel. Refrein Begroet de hemelse Prins van de Vrede! Begroet de Zoon der Gerechtigheid! Licht en leven brengt Hij aan allen, Opgestaan met genezing achter de hand. Goedaardig legt hij zijn eer opzij, Geboren, mag die man niet meer sterven. Geboren om de zonen der aarde te verheffen, Geboren om hen wedergeboorte te geven. Refrein |
|
Sweet was the song the
Virgin sang, When she to Bethlem Juda came. And was delivered of a
son, That blessed Jesus hath
to name: Lulla, lulla, lulla, Lullaby, Lulla, lulla, lulla, Lullaby. “Sweet babe” sang she,
“my son, And eke a saviour born, Who hast vouchsafed from
on high. To visit us that were
forlorn: Lulla, lulla, lulla, Lullaby, Lulla, lulla, lulla, Lullaby. |
Lieflijk was het lied dat
de Maagd zong, Toen ze naar Bethlehem
Juda kwam En beviel van een zoon, Die gezegende Jezus
genoemd moet worden: Suja, suja, suja, sujaja, Suja, suja, suja, sujaja. “Lief kind” zong ze,
“mijn zoon, En bovendien een geboren
redder, Die vanuit den hoge heeft
ingestemd, Om ons die verloren waren
te bezoeken: Suja, suja, suja, sujaja, Suja, suja, suja, sujaja. |
|
Myn Lyking 1. I saw a fair mayden
sytten and sing. She lulled a lyttel
childe, A sweete Lording. Lullalay. Lullalay Lullay my dere herte, myn own dere derling. 2.That same Lord is he
that made allething; Of alle lord is he is
Lord, of alle kynges Kyng, Lullalay. Lullalay Lullay my dere herte, myn own dere derling. 3.There was mickle melody
at that childes birth. All that were in heav’nly
bliss, they made micle mirth. Lullalay. Lullalay Lullay my dere herte, myn own dere derling. 4.Angels bright sang
their son to that child; Blyssed be thou, and so be she, so meek and so mild. Lullalay. Lullalay Lullay my dere herte, myn own dere derling. |
Mijn
Lieveling Ik zag
een mooi meisje zitten en zingen. Zij
zong een klein kindje in slaap, een kleine lieve Heer. Lullalay,
lullalay, Lullalay
mijn lieve hartje, Mijn
eigen lieve schatje. Die
zelfde Heer is hij die alles maakte; Van
alle heren is hij Heer, van
alle koningen Koning. Lullalay,
lullalay, Lullalay
mijn lieve hartje, Mijn
eigen lieve schatje. Er was
veel melodie bij de geboorte van dat kind. Het
was allemaal in hemels geluk, ze
maakten veel vrolijkheid. Lullalay,
lullalay, Lullalay
mijn lieve hartje, Mijn
eigen lieve schatje. Blinkende
engelen zongen hun lied voor dat kind; Gezegend
zijt gij, en ook zij, zo deemoedig en onschuldig. Lullalay,
lullalay, Lullalay
mijn lieve hartje, Mijn
eigen lieve schatje. |
|
O come, O
come, Emmanuel! Redeem thy
captive Israel, That into
exile drear is gone Far from the
face of God's dear Son. Rejoice!
Rejoice! Emmanuel Shall
come to thee, O Israel. O come thou
Branch of Jesse! Draw the
quarry from the lion's claw; From the dread
caverns of the grave, From nether
hell, thy people save. Rejoice!
Rejoice! Emmanuel Shall
come to thee, O Israel. O come, O
come, thou Day-spring bright! Pour on our
souls thy healing light; Dispel the
long night's ling’ring gloom, And pierce the
shadows of the tomb. Rejoice!
Rejoice! Emmanuel Shall
come to thee, O Israel. O come, thou
Lord of David's Key! The royal door
fling wide and free; Safequard for
us the heav'nward road, And bar the
way to death's abode. Rejoice!
Rejoice! Emmanuel Shall
come to thee, O Israel. O come, O
come, Adonai, Who in thy
glorious majesty From that high
mountain clothed with awe Gavest thy
folk the elder law. Rejoice!
Rejoice! Emmanuel Shall
come to thee, O Israel. |
O kom, O kom Immanuël! Verlos uw gevangen Israël, Dat in treurige ballingschap is gegaan ver van het aangezicht van God's lieve zoon. Verheug u! Verheug u! Immanuël zal tot u
komen, o Israël! O kom, Gij afstammeling van Isai! Trek de prooi weg van de leeuwenklauw; Uit de gevreesde spelonken van het graf, Verlos uw volk van de hel beneden. Verheug u! Verheug u! Immanuël zal tot u komen, o Israël! O kom, o kom Gij heldere Dageraad! Stort Uw helende licht op onze zielen; Verdrijf de slepende somberheid van de lange
nacht, En doorbreek de schaduwen van het graf. Verheug u! Verheug u! Immanuël zal tot u komen, o Israël! O kom, Gij Heer van Davids afstamming! Gooi de koninklijke deur wijd en vrij open; Beveilig voor ons de weg hemelwaarts, En versper de weg naar het rijk van de dood. Verheug u! Verheug u! Immanuël zal tot u komen, o Israël! O kom, o kom, Adonai (Hebr.: mijn Heer), Die in Uw heerlijke majesteit Van die hoge berg, bekleed met ontzag Uw volk de oudste wet gaf. Verheug u! Verheug u! Immanuël zal tot u komen, o Israël! |
|
Once in royal David's city Stood a lowly cattle shed, Where a mother laid her baby In a manger for his bed: Mary was that mother mild, Jesus Christ her little child. He came down to earth from heaven Who is God and Lord of all, And his shelter was a stable, And his cradle was a stall; With the poor and mean and lowly Lived on earth our Saviour holy. And through all his wondrous childhood He would honour and obey, Love and watch the lowly maiden, In whose gentle arms he lay: Christian children all must be Mild, obedient, good as he. For he is our childhood's pattern, Day by day like us he grew, He was little, week, and helpless, Tears and smiles like us he knew: And he feeleth for our sadness, And he shareth in our gladness. And our eyes at last shall see him, Through his own redeeming love, For that child so dear and gentle Is our Lord in heaven above. And he leads his children on To the place where he is gone. Not in that poor lowly stable, With the oxen standing by, We shall see him; but in heaven, Set at God's right hand on high; Where like stars his children crowned All in white shall wait around. |
In de
koninklijke stad van David stond eens
een nederige veeschuur, Waar een
moeder haar baby in een Kribbe legde
als bed: Maria was die
zachtaardige moeder, Jezus
Christus haar kleine kind. Hij die God
is en Heer van allen, daalde naar
de aarde af uit de hemel, en zijn
onderkomen was een stal, en zijn wieg
was een plek in een stal; Met de armen
en de geringen en nederigen leefde onze
heilige Redder op aarde. En zijn hele
wondere kindsheid door zou hij eren
en gehoorzamen, liefhebben en
in 't oog houden, de nederige
maagd in wier tedere armen hij lag: Christenkinderen
moeten allemaal zachtaardig,
gehoorzaam en goed zijn zoals hij. Want hij is
het voorbeeld voor onze kindsheid, dag na dag
groeide hij zoals wij, hij was
klein, zwak en hulpeloos, tranen en
glimlachen kende hij als wij: en hij voelt
onze droefheid aan, en hij deelt
in onze blijdschap. En
uiteindelijk zullen onze ogen hem zien, door zijn
eigen bevrijdende liefde, want dat kind
zo lief en teder is onze Heer
in de hemel boven. en hij leidt
zijn kinderen voort naar de
plaats waarheen hij gegaan is. Niet in die
arme nederige stal, met de koeien
er bij staand, zullen wij
hem zien; maar in de hemel, gezeten aan
Gods rechterhand in den hoge; waar zijn
kinderen als sterren gekroond allemaal in
het wit zullen rondlopen. |
|
The crown of roses When Jezus Christ was
just a child He had a garden small and
wild Wherein he cherished
roses fair, And wove them into
garlands there. Now once, as summertime
drew nigh, There came a troop of
children by. And seeing roses on the
tree, With shouts they plucked
them merrily. “Do you bind roses in
your hair?” They cried, in scorn, to
Jesus there. The boy said humbly:
“Take I pray, All but the naked thorns
away”. Then of the thorns they
made a crown, And with rough fingers
pressed it down, Till on his forehead fair
and young, Red drops of blood like
roses sprung, |
De
kroon van rozen Toen
Jezus nog maar een kind was Had
hij een tuin, klein en wild, Waarin
hij mooie rozen koesterde, En die
hij daar tot kransen vlocht. Eens
toen het bijna zomer was, Kwam
er een groep kinderen voorbij. En
toen zij rozen aan de boom zagen, Plukten
ze die met geschreeuw, vrolijk af. “Doe
jij rozen in je haar?” Riepen
zij smalend naar Jezus daar. De
jongen zei nederig: ”Neem, vraag ik je, Alles
behalve de kale doorns weg”. Toen
maakten ze van de doorns een kroon, En
drukten die met ruwe vingers aan. Tot op
zijn mooie jonge voorhoofd, Rode
bloeddruppels als rozen ontsprongen . |
|
Torches, torches, run with torches
Sing, my friends, and make you merry, |
Toortsen,
toortsen, ren met toortsen de hele weg
naar Bethlehem! Christus is
geboren en ligt nu te slapen: Kom en zing
je lied voor hem! Ah,
ro-ro, ro-ro mijn baby terwijl
wij voor jou ons roro zingen. Zing,
mijn vrienden, en maak je vrolijk, Vreugde
en blijdschap, en dan weer vreugde: Kijk,
hij leeft, de Koning van de hemel, Nu
en altijd. Amen, |
|
ZITHER CAROL Girls and
boys, leave your toys, make no noise, Kneel at his
crib and worship him. At thy shrine,
Child divine, we are thine, Our Saviour’s
here. Hallelujah the church bells ring, Hallelujah the angels sing, Hallelujah from everything. All must draw
near. 2. On that day
– far away – Jesus lay, Angels were
watching round his head. Holy Child –
Mother mild – undefiled, We sing thy
praise. “Hallelujah” etc. Our hearts we
raise. 3. Shepherds
came – at the fame – of thy name, Angels guide
to Bethlehem. In that place
– saw thy face – filled with grace, Stood at thy
door. “Hallelujah” etc. Love evermore. 4. Wise men
too – haste to do – homage new, Gold, myrrh
and frankincense they bring. As ‘twas said
– starlight led – to thy bed, Bending their
knee. “Hallelujah” etc. Worshipping
thee 5. Oh, that we
– all might be – good as he, Spotless, with
God in Unity. Saviour dear –
ever near – with us here Since life
began. “Hallelujah” etc. Godhead made
man. 6. Cherubim –
Seraphim – worship him, Sun, moon and
stars proclaim his power. Everyday – on
our way – we shall say Hallelujah. “Hallelujah” etc. Hallelujah. |
CITHER CAROL Meisjes en jongens, verlaat je speelgoed,
maak geen geluid, Kniel bij zijn kribbe en aanbid hem. Bij uw schrijn, goddelijk Kind, zijn we van
u, Onze redder is hier.
Halleluja de kerkklokken luiden,
Halleluja de engelen zingen,
Halleluja overal vandaan. Iedereen moet dichterbij komen. Op die dag – ver verwijderd – lag Jezus, Engelen hielden de wacht rond zijn hoofd. Heilig Kind – onschuldige Moeder –
maagdelijk, Wij zingen uw lof.
“Halleluja” enz. Wij verheffen onze harten. Herders kwamen – op de roem – van uw naam, Engelen leiden naar Bethlehem. In die plaats – zagen uw gezicht – vol
genade, Stonden bij uw deur.
“Halleluja” enz. Liefde voor altijd. Ook wijze mannen – haasten zich om te brengen –
nieuw eerbetoon, Goud, mirre en
wierook brengen zij. Zoals gezegd was –
geleid door sterrenlicht – naar uw bed, Buigen zij hun
knie. “Halleluja” enz. U aanbiddend. O, dat wij – allen
mochten zijn – zo goed als hij, Vlekkeloos, met God
in Eenheid. Lieve redder –
altijd nabij – hier bij ons Sinds het leven
begon. “Halleluja” enz. Tot godheid gemaakt
mens. Cherubijnen –
seraffijnen – aanbid hem, Zon en maan en
sterren verkondigen zijn macht. Elke dag – op onze
weg – zullen we zeggen Halleluja. “Halleluja” enz. Halleluja. |